Quiche quarantaine #05: bananentaart met spinazie

Waarschuwing: dit stukje is geschreven van uit mijn bed.

En waarom ook niet? De betreurde schrijver en columnist Laurens De Keyzer schreef ooit een vierluik boekjes, niet groter dan een portefeuille. Het waren kleine atlassen van de troost, het genot, de stilte en van de liefde. Zo heetten ze. Ze zijn al lang niet meer in druk, maar mocht uw bibliotheek open zijn, of een thuisleverdienst hebben, haal ze dan in huis!

Gisterenavond bladerde ik door zijn Kleine Atlas van het Genot. Een van de plaatsen waar De Keyzer warm van werd, was thuis in bed. Het leverde onmiddellijk een juweeltje van een hoofdstuk op, dat ook nog eens bomvol nuttige wenken zit voor de aspirant-bedwerker, die niet ontmaskerd wil worden. Bijvoorbeeld deze over het beantwoorden van telefoons:

(…) Wel is het aangewezen om tijdens het gesprek nagenoeg onbeweeglijk te blijven, aangezien de persoon aan de andere kant het gekraak van het ledikant onmogelijk als bureaugeluid kan traceren. (…)

De auteur haalde zijn inspiratie in de Franse komische film Alexandre le bienheureux (1968), waarin een jonge Philippe Noiret de luie levensgenieter Alexandre vertolkt. Hij heeft het goed voor mekaar, die Alexandre, daar in zijn bed. Met een ingenieus systeem van touwen en katrollen heeft hij vanuit zijn bed alles wat hij nodig heeft bij de hand, zoals je in onderstaand fragment kan zien. En als het hem toch aan iets ontbreekt, stuurt hij zijn trouwe viervoeter wel om proviand. Het is domotica op zijn Frans.

Franser kan de film bijna niet, met die bucolische landschapsbeelden en Alexandres je-m’en-foutisme. Het doet me denken aan een mop over een Franse vakbondsmeeting. De spreker zweept zijn toehoorders op met een gespierde toespraak: “Kameraden, ik ben niet voor de vijfdaagse werkweek, noch voor de vierdaagse, de driedaagse of de tweedaagse. Vrienden, ik sta voor de werkweek van één dag!”. Algemeen gejuich in de zaal, tot één lid van het publiek het woord vraagt: “Mais, quand même pas le lundi, alors?

Ik kan daar volledig inkomen vandaag.

When life gives you lemons, make lemonade,” aldus een gezegde. Welaan: wanneer de groenteboer je een tros bananen gratis weggeeft, bedank hem dan hartelijk. En bak vervolgens een bananentaart: bodempje bakken, puddinkje erin, banaantjes erop, afdekken met zo’n transparant plakkerig gedoe en even in de koelkast. Simpel, toch?

Ik kook heel graag, maar ik gruw van patisserie maken. Dat is me allemaal veel te exact en gedetailleerd. Bovendien beschik ik qua fijne motoriek over het niveau van de gemiddelde zeekoe. De afkeer is meestal wederzijds; patisserie moet van mij ook niet hebben. Meestal mislukken mijn pogingen dus en blijf ik achter met een keuken vol vieze beslagkommen en gecremeerde illusies.

En ja hoor: het moest ook vandaag weer eens lukken dat het moest mislukken! Daar stond ik met mijn puddingvulling, mijn bananen en mijn afdekgelei. Het alarm op de smartphone gaat af, ik open de oven en… er komt een soort reusachtige bouchée à la reine uit tevoorschijn, in de vorm van een mossel. Of van iets dat als hoofddeksel zou kunnen dienen bij Waregem Koerse. Nochtans had ik gaatjes in de bodem geprikt, 10 minuten blind laten bakken en daarna nog eens 10 minuten …euhm… ziende laten bakken.

Patisserie… Telkens ik er mij aan waag, beslissen mijn ingrediënten om zich niet aan de afspraken te houden. Bij de taartendokter online vond ik geen remedie. Dus riep ik de hulp in van mijn foodie-huisgenoten, die op hun culinaire troon op de tweede etage gezamenlijk dromen van eetbare bloemen en uitheemse condimenten. Ik moest maar een tweede poging wagen, en er de bakparels de ganse tijd laten op liggen.

Ondertussen dacht ik na wat ik met dat bladerdegen monster van Frankenstein moest aanvangen. Want weggooien is zonde. En in de luchtige capsule was per slot van rekening plaats voor een uit de kluiten gewassen chihuahua. Spinazie, aangestoofd met ui en look, een restje feta, wat gestoofde tomaat, flink wat oregano, dille en nootmuskaat en wat geroosterde pijnboompitten vormden de ideale vulling van het patisseriegewrocht. Uit de losse pols geïnspireerd op een Griekse spanakopita.

De tweede poging tot taartbodem was gelukkig wél gelukt. Dat gold ook voor de pudding (voor dewelke ik te rade ben gegaan bij de specialist ter zake, dr. Oetker), en een banaan in schijfjes snijden, dat moest zelfs ik kunnen op deze onhebbelijke maandag. De taart heb ik ondertussen in de koelkast geschoven, en mezelf in mijn bed. Op sommige dagen is dat immers de veiligste plaats waar je kunt zijn. Voor jezelf én je omgeving.

Om Maggie De Block te parafraseren: Blijf in uw bed! En in godesnaam: laat patisserie over aan de professionals.